De drie basisbegippen binnen de orthopedagogiek zijn stoornis, beperking en handicap. Deze begrippen worden gehanteerd door het WGO (Wereld Gezondheidsorganisatie) en het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap).
Stoornis
Een stoornis is het niet goed werken of zelfs het uitvallen van een lichaamsfunctie of een psychische functie. De oorzaak kan een aandoening, een ziekte of een trauma zijn. De officiële definitie luidt als volgt: ‘Een stoornis is iedere afwezigheid (tijdelijk of blijvend) of afwijking van een psychologische, fysiologische of anatomische structuur of functie. Men kan bijvoorbeeld denken aan stoornissen van zintuigen, van taal- of bewegingsapparaat, misvormingen, cognitieve of andere psychische stoornissen’.
Beperking
Een stoornis kan leiden tot een beperking. Een beperking is een vermindering/onmogelijkheid, een beperking in de activiteiten als gevolg van een stoornis. De stoornis wordt geobjectiveerd, ze komt tot uiting op het niveau van de persoon, bijvoorbeeld in lichaamsbewegingen, zelfredzaamheid of communicatie. Als je bijvoorbeeld een aandoening hebt aan je ogen (stoornis), dan heb je een minder zicht of kan je helemaal niet zien (beperking).
Handicap
Een stoornis kan ook een handicap tot gevolg hebben. Een handicap is een nadelige positie van een persoon als gevolg van een stoornis of een beperking, welke een normale vervulling van een, bij leeftijd, geslacht en cultuur behorende rol verhindert of beperkt. We hernemen hier hetzelfde voorbeeld als daarnet. Als je een aandoening hebt aan je ogen, dan kan het zijn dat je daardoor niet kan zien. Als 6-jarige kan deze beperking een handicap worden aangezien het kind in een nadelige positie zit bij het leren lezen. Iets wat normaal op die leeftijd wel van je verwacht wordt.
Tot slot
Het is belangrijk deze drie begrippen goed van elkaar te onderscheiden, maar ook hun onderling verband te zien. Vanuit een stoornis kan een beperking en/of handicap ontstaan, maar dit hoeft niet. Een stoornis kan ook van die aard zijn, dat de persoon er geen hinder van ondervindt of niet beperkt wordt in zijn activiteiten. Een voorbeeld hiervan is het hebben van slechts één nier. Je hebt een stoornis, want je hebt een fysiologische afwijking. Maar dit beperkt je niet in je activiteiten of in je rol in de maatschappij.
Oefening
Maak onderstaande oefening door op 'Beginnen' te klikken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten